. . . met het beest. Het beest zit roerloos stil. Luistert en kijkt met gespannen verwachting. Het beest wil vermaakt worden, het wil genieten en verrast worden. Het beest is onverzadigbaar. Het beest heeft altijd honger. En als het verzadigd is dan komt het beest los. Kil en meedogenloos kan het beest dan toeslaan. Lief en verleidelijk kan het beest je ook paaien. Het beest heeft geen eigen wil dus kan het beest zichzelf nooit teleurstellen. Het beest heeft geen geweten en dan vergeet het beest gewoon wat er gebeurd is.